Totstandkoming Overeenkomst: Leen Bakker Niet Gehouden Aan Levering Na Vermelden Verkeerde Prijs

Op 2 oktober 2017 heeft de rechtbank Breda in het voordeel van Leen Bakker besloten dat deze niet gehouden was duizenden bedden te leveren tegen een veel te lage, op de website vermelde prijs.

Op de website van Leen Bakker werd een bed, een hoogslaper, aangeboden tegen een naar wat later bleek verkeerde prijs. De daadwerkelijke prijs was € 319, maar op de website stond een bedrag van € 24 onder de afbeelding van de hoogslaper. Al snel werd deze aanbieding gedeeld via social media met als gevolg dat er online bijna 61.000 bestellingen werden gedaan. 

Nadat de fout werd ontdekt stuurde Leen Bakker een korte reactie per e-mail waarin werd uitgelegd dat er sprake was van misverstand. Er was een technische storing geweest waardoor het verkeerde bedrag onder de afbeelding van de hoogslaper terecht was gekomen. Alle orders tegen de lage prijs werden direct geannuleerd. Leen Bakker heeft vervolgens aangeboden de consumenten tegemoet te komen door de hoogslaper tegen 40% korting te leveren aan de betreffende klanten, maar de teleurstelling onder de klanten was groot.

Kort geding

Een juridisch adviesbureau heeft hierop een kort geding aangespannen tegen Leen Bakker en namens 600 klanten gevorderd dat de hoogslaper alsnog geleverd zou worden voor € 24. Volgens het adviesbureau was de prijsfout een verkooptruc van de woninginrichter en hadden de klanten recht op levering van de hoogslaper op basis van het mechanisme van aanbod en aanvaarding.

Totstandkoming overeenkomst: aanbod en aanvaarding

Net als bij een reguliere aankoop in een winkel geschiedt het tot stand komen van een overeenkomst in een elektronische omgeving door aanbod en aanvaarding. Deze regel is neergelegd in art. 6:217 lid 1 BW: “Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan.” Er komt dus een overeenkomst tot stand waarbij de ene partij verplicht wordt gesteld het product te leveren en de andere partij verplicht is tot afname en betaling van de koopsom.

Uit art. 3:35 en art. 3:37 lid 4 BW blijkt dat over het algemeen de verklarende partij (in deze zaak Leen Bakker) het risico draagt voor onder andere typefouten. Wordt een product – per ongeluk – aangeboden tegen een veel te lage prijs dan is de verklarende partij gehouden aan de levering. Maar is dat altijd redelijk?

Uitzondering op de regel: gerechtvaardigd vertrouwen

Een belangrijke uitzondering op deze regel wordt gevormd door uitwerking van zowel de beperkende als aanvullende werking die redelijkheid en billijkheid kunnen hebben. In dit kader komt het erop neer dat van een gemiddelde (ver)koper enige oplettendheid mag worden verwacht (art. 6:248 BW in samenhang met 3:35 BW). Zou er sprake zijn van een kennelijke verschrijving dan kan de verklarende partij daar niet aan worden gehouden.

Kortom: konden de betreffende consumenten erop vertrouwen dat het de bedoeling was van Leen Bakker om de hoogslaper tegen 8% van de daadwerkelijke verkoopprijs aan te bieden? In dit kader wordt gesproken van gerechtvaardigd vertrouwen dat is neergelegd in het eerder genoemde art. 3:35 BW.

Het oordeel van de rechtbank in kort geding

De rechtbank ging niet mee in die redenering van het adviesbureau en besloot in het voordeel van Leen Bakker. De rechtbank was van mening dat de klanten in kwestie zelf ook wel hadden kunnen bedenken dat de prijsinformatie op de website niet correct was. De rechtbank ging mee in het standpunt van Leen Bakker dat het nooit de bedoeling is geweest het product tegen de lage prijs aan te bieden. Leen Bakker werd niet gehouden de hoogslaper tegen die prijs te leveren. 

Vergelijkbare uitspraak

De uitspraak van de rechtbank in deze zaak laat een parallel zien met een vergelijkbare zaak uit 2006. Postorderbedrijf OTTO had ‘per ongeluk’ Philips LCD-televisies op haar website aangeboden voor € 99, terwijl deze televisies destijds tussen € 700 en € 1.200 kostten. Het hof oordeelde in deze zaak in het voordeel van OTTO: “… dat een gemiddelde consument zich had moeten realiseren dat het hier ging om een vergissing”. Daarmee werd tevens een beroep gedaan op een gemiddeld weldenkend mens. Het hof oordeelde destijds dat er sprake was van het ontbreken van gerechtvaardigd vertrouwen van de ‘gemiddeld geïnformeerde consument’. 

Heeft u vragen over het consumentenrecht? Neem dan gerust contact op met een van onze advocaten via 079-3203366.