Een vrijesectorhuurder blijkt eigenaar van diverse koopwoningen. Ter controle van woonfraude brengt verhuurder, vergezeld door een journalist, een bezoek aan huurder, die dan niet thuis is. Anderhalve maand later wordt huurder weer bezocht, welk gesprek verhuurder heimelijk opneemt. Dan constateert verhuurder dat huurder geen woonfraude pleegt. Vervolgens verschijnt een krantenartikel over woonfraude waarin huurder met naam wordt genoemd.

Volgens huurder is verhuurder toerekenbaar tekortgeschoten door persoonsgegevens te delen met een journalist. Ook is niet medegedeeld dat huurder geen woonfraude pleegt, waardoor reputatieschade is geleden. Verhuurder brengt hiertegen in dat slechts algemene informatie is gedeeld. Daarnaast zou rectificatie ten aanzien van huurder zorgen voor bevestiging van de verdenking van de andere verdachten.

De identiteit van huurder kon eenvoudig worden achterhaald. Geoordeeld wordt dat verhuurder ten aanzien van huurder inzichtelijk heeft gemaakt dat een verdenking van woonfraude bestond. Verhuurder heeft vervolgens niet kenbaar gemaakt dat die verdenking onterecht was. Dat verhuurder dan informatie over andere huurders zou onthullen, komt voor rekening van verhuurder.

Huurder heeft recht op ongestoord huurgenot, waaronder recht op privacy. Nu de privacy niet is gewaarborgd, is verhuurder toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Huurder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij reputatieschade heeft geleden. Omdat de omvang van de schade niet geconcretiseerd is, wordt een schadestaatprocedure gestart. Ten aanzien van de geluidsopname is gesteld noch gebleken dat huurder daar nadeel van heeft ondervonden.

Rechtbank Amsterdam 9 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7434 (publicatiedatum: 18 december 2022)

Dit bericht is eerder verschenen in Sdu OpMaat Huurrecht+