Tijdens zijn detentie wordt in huurders woning een hennepkwekerij aangetroffen. In kort geding blijkt onvoldoende dat gedaagde daar iets mee te maken heeft. De belangen van gedaagde om tijdens zijn aanstaande re-integratie over een woning te beschikken wegen daarom zwaarder dan het uitvoeren van het zero-tolerancebeleid van verhuurder.

Feiten

Gedaagde huurt sinds 18 februari 2013 een seniorenwoning. Vanwege een veroordeling verblijft hij sinds 22 mei 2021 in een penitentiaire inrichting. Een halfjaar later ontvangt de woningcorporatie overlastmeldingen. Uit onderzoek blijken diverse personen zich de afgelopen jaren voor korte perioden te hebben ingeschreven op het adres van huurder. Ook treft verhuurder een derde aan in het gehuurde, die dan zegt bezig te zijn met het opknappen van de woning. Verhuurder stuurt huurder hierop een brief met het verzoek de huurovereenkomst op te zeggen.

Daar gedaagde vermoedelijk 4 september 2022 in vrijheid wordt gesteld, verzoekt hij verhuurder om clementie. Verhuurder stelt hieraan voorwaarden, waaronder dat de woning niet door anderen wordt bewoond en dat geen overlast plaatsvindt. Hoewel gedaagde akkoord gaat, treft de politie in mei 2022 een hennepkwekerij aan. Verhuurder sommeert huurder daarom de huurovereenkomst op te zeggen. Huurder stelt daarop niets met de hennepkwekerij te maken te hebben gehad. Hij heeft de politie gevraagd de woning te screenen in verband met zijn re-integratie, wat hij nooit zou hebben gedaan als hij wist dat daar een hennepkwekerij gevestigd was.

Beoordeling

Bij een vordering tot ontruiming betracht de kantonrechter in kort geding een grote terughoudendheid, om huurdersrechten te waarborgen en omdat in kort geding geen diepgaand feitenonderzoek plaatsvindt. Overeenkomstig art. 6:265 lid 1 BW dient de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst namelijk gerechtvaardigd te zijn. Vgl. HR 28 september 2018, ECLI:HR:2018:1810. Zo weegt de kantonrechter de tekortkoming af tegen het woonbelang en komt hij tot het oordeel dat de tekortkoming niet van voldoende gewicht is om ontbinding te rechtvaardigen.

Gedaagde heeft ruim een jaar geen hoofdverblijf in het gehuurde gehad, en hij heeft de woning aan derden in gebruik gegeven. Desondanks heeft de woningcorporatie in maart 2022 afgezien van een gerechtelijke procedure. De hennepteelt maakt dit nu anders. Dat de woningcorporatie een zero-tolerancebeleid heeft, maakt dat zij zwaarwegende belangen heeft. Er is alleen niets aangevoerd om aannemelijk te maken dat gedaagde iets met de hennepteelt te maken heeft gehad. Dit kan ook niet in kort geding worden onderzocht en daarom kan de hennepkwekerij niet voorshands aan gedaagde worden toegerekend. Aldus wegen de belangen van gedaagde bij het beschikken over een woning tijdens zijn re-integratie zwaarder, hangende een eventuele bodemprocedure. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat gedaagde bereid is in overleg te treden met verhuurder om herhaling te voorkomen.

Rechtbank Amsterdam 26 juli 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:4315 (datum publicatie: 4 augustus 2022)

Dit bericht is eerder verschenen in Sdu OpMaat Huurrecht+.