Geen ontruiming slachtoffer toeslagenaffaire door miskennen plichten vroegsignalering

Huurster heeft een huurbetalingsachterstand van zeven maanden. Zij wordt gedagvaard, waarna de lopende huur onbetaald blijft. Verhuurster vordert in kort geding ontruiming, vooruitlopend op een vonnis in de bodemprocedure. De vordering wordt afgewezen, omdat verhuurster geen contact heeft gehad met huurster en niet heeft voldaan aan vroegsignalering. Huurster ontvangt als slachtoffer van de toeslagenaffaire binnenkort compensatie, die zij kan aanwenden om de huurachterstand volledig in te lopen.

Feiten

Gedaagde huurt van een woningcorporatie. Tot en met december 2021 is een huurachterstand van zeven maanden ontstaan, waarna verhuurster een bodemprocedure is gestart. Deze zaak staat voor conclusie van repliek.

Gedaagde heeft de maanden januari, februari en maart 2022 eveneens onbetaald gelaten, waarna verhuurster dit kort geding is gestart.

Gedaagde is een erkend slachtoffer van de toeslagenaffaire. Per 19 mei 2021 is haar een toeslagenmoratorium toegekend voor de duur van een jaar, voor schulden ontstaan vóór de ingangsdatum van het moratorium.

Vordering

Eiseres vordert in kort geding, vooruitlopend op een vonnis in de bodemprocedure, ontruiming. Eiseres stelt dat gedaagde zich voor de lopende huurtermijnen niet op het moratorium kan beroepen. Gedaagde moet de lopende huur betalen, anders moet de woning beschikbaar komen voor huurders die lang wachten op een huurwoning en wel betalen. Ook is het almaar oplopen van de huurachterstand niet in het belang van gedaagde.

Gedaagde heeft de lopende huur niet kunnen betalen, omdat zij onvoorziene kosten voorrang heeft gegeven. Haar auto moest gerepareerd worden, omdat zij haar minderjarige kind anders niet naar school kon brengen. Haar kind is al onder toezicht gesteld en gedaagde wilde (verdere) maatregelen van de kinderbescherming voorkomen.

Gedaagde heeft de woning nodig voor haar gezin. Vanwege de toeslagenaffaire ontvangt zij binnenkort een compensatie van ten minste € 30.996 waarmee zij de huurachterstand kan voldoen. In de bodemprocedure heeft zij daarom ex art. 7:280 BW een terme de grâce verzocht. De vordering in kort geding moet daarom worden afgewezen.

Beoordeling

Vanwege de oplopende huurachterstand heeft verhuurster een voldoende spoedeisend belang. De kantonrechter kan niet voorspellen dat de vordering van verhuurster in een bodemprocedure zal worden toegewezen.

Per 1 januari 2021 vereist art. 2 Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening, gebaseerd op de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, onder meer dat een verhuurder een huurachterstand meldt bij schuldhulpverlening. Zulks in het kader van de vroegsignalering van schulden. Het niet voldoen aan vroegsignalering is niet gesanctioneerd. Wel kan de vroegsignalering in rechte in acht worden genomen bij een oordeel over ontruiming. Zie ook C.L.J.M. de Waal, ‘Huurincassoprocedures en het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening’, WR 2022/2.

Verhuurster heeft pas de ochtend van de kortgedingzitting contact opgenomen met schuldhulpverlening. Wel zou vanaf 1 maart 2021 een budgetbeheersovereenkomst van toepassing zijn, die gedaagde kort daarna vanwege de daaraan verbonden kosten heeft opgezegd. Gedaagde stelt hierover nog dat verhuurster geen contact heeft opgenomen met de budgetbeheerder.

Uit het dossier blijkt, en zo wordt ook niet gesteld noch is zulks gebleken, dat verhuurster “enige moeite heeft getroost persoonlijk met [gedaagde] in contact te treden”. Dit mag van een woningcorporatie wel worden verwacht. Het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening is dus niet nageleefd. De bodemrechter kan dit in het oordeel betrekken. De kantonrechter kan alleen niet oordelen of de vordering dan wordt toegewezen, en wijst het verzoek om voorlopige voorziening daarom af.

Beslissing

De kantonrechter wijst de vordering af.

Rechtbank Limburg 4 april 2022, ECLI:NL:RBLIM:2022:2597 (publicatiedatum: 4 april 2022)

Dit bericht is eerder verschenen in Sdu OpMaat Huurrecht+.