Huurwoning toegekend aan voormalig Marokkaanse bruidegom
De Nederlandse rechter acht zich bevoegd de echtscheiding uit te spreken over een Marokkaans huwelijk. Ook wordt het exclusieve huurrecht aan de man toegewezen, omdat de vrouw onvoldoende gesteld en bewezen heeft dat het huurrecht aan haar moet worden toegewezen.
De man verzoekt bij beschikking de scheiding van het in Marokko gesloten huwelijk uit te spreken. Voorts willen man en vrouw elk het exclusieve huurrecht van de echtelijke woning. Omdat partijen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, is de Nederlandse rechter naar art. 3 lid 1 Brussel II-bis bevoegd. Hoewel de vrouw eerst stelde dat het Marokkaans recht moet worden toegepast, heeft zij dit standpunt verlaten en wordt het Nederlands recht met art. 10:56 BW toegepast. Aldus kan de Nederlandse rechter ex art. 4 lid 3 Rv in verband met art. 827 lid 1 aanhef en onder e Rv en art. 7:266 lid 5 BW naar Nederlands recht oordelen over het huurrecht van de (Nederlandse) echtelijke woning.
Hoewel de man stelt dat hij hoofdhuurder is, is de vrouw met het huwelijk ingevolge art. 7:266 lid 1 BW van rechtswege medehuurder. Aldus wordt op grond van art. 827 lid 1 aanhef en onder e Rv jo. art. 7:266 lid 5 BW bepaald wie het exclusieve huurrecht van de voormalige echtelijke woning toegewezen krijgt. De rechter oordeelt met inachtneming van HR 14 december 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA4202, r.o. 3.4.2. Aldus vindt een belangenafweging plaats, met inachtneming van alle aangevoerde omstandigheden. Die belangen kunnen van financiële aard zijn: wie kan de huur betalen, de wens een relatief lage huurprijs te mogen blijven genieten, de financiële ruimte elders betaalbare woonruimte te vinden, en de kosten van verhuizing. En de belangen kunnen van immateriële of subjectieve aard zijn: de gehechtheid aan de woning, verblijf van kinderen (bij de verzorgende ouder), de afstand tot familie of school en werk, en de gedane aanpassingen aan de woning wegens de werksituatie of lichamelijke gesteldheid. Ook kan de een financieel nadeel lijden of een voordeel moeten prijsgeven.
De man krijgt het exclusieve huurrecht toegewezen, omdat hij de woning al enige tijd huurt en (alleen) de huur betaalt. Ook stelt de man onweersproken dat hij een aanzienlijk bedrag in de woning heeft geïnvesteerd. Daarnaast is zijn (sociale) leven meer verbonden met de woning en de omgeving. De vrouw woont daar pas sinds kort, zonder vrienden of familie in de buurt en zij heeft een onzekere verblijfsstatus. De man is ook mantelzorger voor zijn dichtbij wonende ouders. De vrouw stelt nog dat zij mishandeld is en “door het huwelijk een zekere toekomst is misgelopen”, maar heeft deze stellingen niet kunnen bewijzen en voor de rechter is onduidelijk wat zij daarmee bedoelt. Daarnaast stelt de vrouw dat zij vanwege de asielvraag gebaat is bij een woonadres in Nederland, maar gesteld noch gebleken is waarom dat de voormalig echtelijke woning moet zijn. Ook is niet onderbouwd gesteld dat haar huidige asielstatus in de weg staat aan het verkrijgen van woonruimte elders. Niet gesteld of gebleken is dat zij met haar salaris niet in aanmerking komt voor vervangende woonruimte. De man kan weliswaar bij zijn ouders verblijven, maar dit is slechts tijdelijk en weegt onvoldoende zwaar tegen het voorgaande.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 13 september 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:5420 (publicatiedatum: 21 september 2022)
Dit bericht is eerder verschenen in Sdu OpMaat Huurrecht+.