Man verliest huurwoning, moet ontruimen en meewerken aan medehuur
Na beëindiging van een onofficieel (islamitisch) huwelijk eist de vrouw de sociale huurwoning op. Nu de vrouw niet meer met de man in een woning wil verblijven en vanwege dreigende kinderbeschermingsmaatregelen, heeft zij een spoedeisend belang. De man krijgt een bijstandsuitkering en zal niet eenvoudig vervangende woonruimte kunnen vinden. Datzelfde geldt voor de vrouw, die alleen gezag over de kinderen heeft en ook de (grootste) dagelijkse zorg voor hen draagt. Daarom en vanwege het speciale onderwijs dat het oudste kind binnenkort gaat volgen, mag de vrouw voorlopig in de huurwoning blijven.
Feiten
De man geniet een bijstandsuitkering en huurt een sociale huurwoning. In 2018 komt de vrouw naar Nederland, waarna zij op onofficiële, islamitische wijze met de man huwt. Ze krijgen twee kinderen, waarna veel wordt geruzied. Dit beïnvloedt de ontwikkeling van de kinderen. Diverse hulpverleners raken betrokken en kinderbeschermingsmaatregelen dreigen te worden opgelegd.
Als het oudste kind binnenkort naar een peuterspeelzaal voor kinderen met een achterstand gaat, beëindigt de vrouw de affectieve relatie. De man en de vrouw hebben geen familie in de buurt waar de kinderen terechtkunnen. Omdat ze niet officieel getrouwd is, heeft alleen de vrouw gezag over de kinderen. Zij heeft ook de (grootste) dagelijkse zorg voor de kinderen, heeft (nog) geen bijstandsuitkering, komt niet in aanmerking voor een urgentieverklaring en eist daarom de sociale huurwoning op. De man is huurder en weigert medewerking te verlenen aan het verzoek om de vrouw aan te merken als medehuurder.
Vordering
De vrouw vordert in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad op de minuut, dat zij met uitsluiting van de man gerechtigd is tot het gebruik van de huurwoning, dat de man de woning binnen 24 uur moet verlaten en dat hij binnen zeven dagen zijn medewerking moet verlenen aan een verzoek tot wijziging van de huurovereenkomst. Zulks met een veroordeling van de man in de proceskosten. De man stelt geen tegenvordering in.
Spoedeisend belang
Zodra iemand niet meer met de ander in een (huur)woning wil verblijven, hebben zij belang bij een rechterlijke beslissing op een zo kort mogelijke termijn. Partijen zijn nooit officieel gehuwd. Zij kunnen dus geen voorlopige voorziening bij de familierechter vragen. Een bodemprocedure kan meer dan een jaar duren. De vrouw zal ook eerst medehuurder moeten worden voordat over het huurrecht kan worden beslist. Doordat ook kinderbeschermingsmaatregelen dreigen te worden opgelegd, kan de vrouw niet zo lang wachten en heeft zij dus een spoedeisend belang.
Belangenafweging zonder eis in reconventie
Niet in geschil is dat zowel de man als de vrouw in de woning wonen, waardoor beiden nu gerechtigd zijn tot het gebruik van de huurwoning. De vrouw wil het alleenrecht over de woning, maar de man stelt voor dat zij om en om in de woning verblijven (birdnesting).
Hoewel de man de woning huurt, betekent het beëindigen van de relatie niet automatisch dat de vrouw de woning moet verlaten. Wel moet het samenwonen op een korte termijn eindigen, waartoe de voorzieningenrechter een belangenafweging maakt. Vanwege de voorliggende vordering (van de vrouw) moet worden beoordeeld of de man zijn gebruiksrecht van de woning voorlopig kan worden ontzegd.
Er is sprake van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. Geen van de weigeringsgronden van art. 7:267 lid 2 BW doen zich voor. Ook na het beëindigen van een duurzame gemeenschappelijk huishouding kan een verzoek tot medehuur worden gedaan, zie HR 14 augustus 2015, ECLI:NL:HR:2015:2193. Art. 7:267 BW dient de samenwoner mede tegen (onder meer) de hoofdhuurder te beschermen. Doordat de man niet meewerkt aan het verzoek om medehuurderschap, handelt hij in de gegeven omstandigheden dus in strijd met de maatschappelijke betamelijkheid en zelfs onrechtmatig. Als de man niet meewerkt, treedt het vonnis in de plaats van zijn verklaring (art. 3:300 BW).
De man heeft geen tegenvordering ingesteld. De vorderingen van de vrouw liggen daarentegen voor toewijzing gereed en worden daarom ook toegewezen.
Obiter dictum
Ten overvloede oordeelt de voorzieningenrechter dat ook als de man een tegenvordering had ingesteld, tot alleengebruik of birdnesting, de vordering van de vrouw na een belangenafweging zou worden toegewezen. Bij birdnesting moeten beide partijen daarvoor open staan en goed overleg kunnen plegen. Dat is hier niet het geval.
Uitgangspunt is dat de kinderen in ieder geval voorlopig in de woning kunnen blijven wonen. Beide partijen hebben namelijk geen familie in Den Haag waar de kinderen terechtkunnen. Ook gaat het oudste kind binnenkort naar een peuterspeelzaal voor kinderen met een achterstand. Hoewel vaststaat dat de man ook voor de kinderen zorgt, heeft de vrouw het grootste aandeel in de dagelijkse zorg en zij heeft alleen het gezag over de kinderen.
Als de thuissituatie op korte termijn niet verbetert, neemt het sociaal kernteam kinderbeschermingsmaatregelen. De vrouw en kinderen hebben dus het meeste belang bij een stabiele woonsituatie en mogen daarom voorlopig in de woning blijven. Dat de man een bijstandsuitkering heeft, niet bij familie in de buurt terecht kan en daardoor een moeilijke situatie tegemoet gaat, verandert niets aan deze belangenafweging. Gebleken is namelijk dat deze situatie voor de vrouw niet verschilt.
Toewijzing vorderingen
De gevorderde termijn voor tenuitvoerlegging van 24 uur wordt te kort geacht en wordt redelijkerwijs op veertien dagen gesteld.
Het vonnis wordt niet op de minuut uitvoerbaar bij voorraad verklaard, maar (krachtens art. 290 lid 3 Rv) uitvoerbaar op de grosse.
De gevorderde machtiging om tenuitvoerlegging met de sterke arm te bewerkstelligen wordt afgewezen, omdat de deurwaarder zo nodig gerechtigd is hulp in te schakelen bij een ontruiming.
Omdat de man en de vrouw een affectieve relatie hadden, worden de proceskosten ex art. 237 lid 1 Rv gecompenseerd.
Uitspraak
De voorzieningenrechter bepaalt dat de man de woning binnen veertien dagen moet verlaten en niet meer mag betreden zonder toestemming van de vrouw. Daarnaast moet de man meewerken aan het verzoek tot medehuurderschap.
Rechtbank Den Haag 24 januari 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:388 (publicatiedatum: 25 januari 2022)
Dit bericht is eerder verschenen in Sdu OpMaat Huurrecht+.