Minderjarige voorkomt snelle ontruiming hennepkweker
In het gehuurde wordt een hennepkwekerij aangetroffen. Deze tekortkoming rechtvaardigt ontruiming, ondanks dat het een eenmalig ondoordachte actie van huurder was. De ontruimingstermijn wordt op zeven maanden gezet, om tegemoet te komen aan de belangen van de inwonende minderjarige.
Feiten
Sinds 6 september 2012 wordt een woning gehuurd. Huurder staat sinds 28 oktober 2013 onder bewind. Op 4 november 2021 is het gehuurde door de politie doorzocht en is een hennepkwekerij met benodigdheden aangetroffen. De strafzaak tegen huurder is voorwaardelijk geseponeerd. Verhuurder heeft de bewindvoerder (als formele procespartij van huurder) op 24 november 2021 gedagvaard.
Vordering
Aan de vordering tot ontbinding en ontruiming, met bijbehorende vordering tot betaling zolang de woning niet is ontruimd, legt verhuurder het volgende ten grondslag. Huurder dient zich overeenkomstig art. 7:213 BW en de algemene voorwaarden als een goed huurder te gedragen. Met het houden van een hennepkwekerij is veroorzaakt: brandgevaar, water- en stankoverlast, blootstelling aan drugsmilieu en een kans op rippen. Daarnaast moet de bewindvoerder de schade aan het gehuurde herstellen, omdat het gehuurde in goede staat moet worden opgeleverd.
De bewindvoerder erkent dat een kwekerij aanwezig was, maar deze was nooit in werking. De genoemde risico’s hebben zich dus niet voorgedaan. Dit is een eenmalige fout van de onder bewind gestelde huurder die niet zo ernstig is dat dit ontbinding rechtvaardigt. Ook is zijn belang gelegen in bewoning voor zijn minderjarige dochter (van 16 jaar). Dit belang is zwaarwegend en staat aan ontbinding en ontruiming in de weg.
Beoordeling
Dat de hennepkwekerij nooit in werking is geweest, wordt ongeloofwaardig geacht. De overlast wordt als algemeen aangenomen, waardoor vaststaat dat de onder bewind gestelde zich niet als een goed huurder heeft gedragen. In beginsel rechtvaardigt deze tekortkoming de ontbinding. Dat dit een eenmalige fout betreft, is onvoldoende zwaarwegend.
Op grond van art. 3 lid 1 IVRK moet de rechter bij maatregelen betreffende kinderen, de belangen van het kind vooropstellen. Dit betekent niet dat ontbinding van een huurovereenkomst van een huurder met kinderen niet mag. Ontbinding voor minderjarige kinderen is ingrijpend, maar de verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de ouder(s). Huurder heeft zijn eigen kind aan deze risico’s blootgesteld. Het kind is bijna meerderjarig. Niet blijkt dat zij nergens heen kan. Huurder heeft ook een voorbeeldfunctie voor zijn minderjarige, en het is geen goed voorbeeld als zijn gedrag zonder consequenties blijft. Ook worden huishoudens met kleine kinderen kwetsbaar voor criminele organisaties als voor deze huishoudens een uitzondering wordt gemaakt op het strikte beleid.
Beslissing
De ontbinding en ontruiming worden toegewezen. Om aan de belangen van de dochter tegemoet te komen, wordt de ontbinding uitgesproken tegen 1 januari 2023 (zeven maanden). De gevorderde dwangsom om vrijwillige ontruiming te bewerkstelligen wordt gemaximeerd toegewezen. Ook wordt de bewindvoerder veroordeeld in het herstel van de (kleine) gebreken.
Rechtbank Noord-Holland 25 mei 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:4619 (publicatiedatum 13 juni 2022)
Dit bericht is eerder verschenen in Sdu OpMaat Huurrecht+.