Mogelijke lening maakt ontbinding bij vijftien maanden huurachterstand voorwaardelijk

Gedaagde laat een huurachterstand ontstaan van ongeveer tien maanden. Na aanmaning blijft betaling achterwege, volgt de dagvaarding en wordt geheel niet meer betaald. Gedaagde voert persoonlijke omstandigheden aan, waardoor ontbinding en ontruiming ongerechtvaardigd zouden zijn. Subsidiair wordt een termijn verzocht om alsnog aan de verplichtingen te voldoen. Gedaagde verwacht namelijk een lening te krijgen in verband met een haar toekomende erfenis. Omdat de nakomingstermijn wordt toegewezen, wordt de vordering tot ontbinding en ontruiming voorwaardelijk toegewezen.

Feiten

Gedaagde huurt sinds 16 mei 2019 een vrijesectorwoning en laat de huur uiteindelijk onbetaald. Bij brief van 26 mei 2021 is gedaagde aangemaand de huurachterstand van ongeveer tien maanden te voldoen. Dit is niet gebeurd, waardoor gedaagde op 18 juni 2021 gedagvaard wordt voor ontbinding en ontruiming. Betaling blijft dan geheel achterwege. Tot 1 februari 2022 bedraagt de huurachterstand zo ruim vijftien maanden.

Verweer

Gedaagde voert feiten en omstandigheden aan en stelt dat de gevorderde ontbinding en ontruiming daardoor niet gerechtvaardigd is. Zij heeft een bijzonder zwaar jaar gehad, wegens familiaire en zakelijke omstandigheden. De grip op haar financiële situatie is zij daardoor kwijtgeraakt.

Subsidiair verzoekt gedaagde op grond van art. 7:280 BW een aanvullende termijn toe te staan om alsnog aan haar verplichtingen te kunnen voldoen.

Beoordeling

De vorderingen tot betaling van de huurachterstand, rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten worden (onweersproken) toegewezen.

De verplichting tot maandelijkse betaling van de huur wordt als essentieel gezien. De tekortkoming in de nakoming van deze verbintenis is van voldoende gewicht dat deze de gevorderde ontbinding en ontruiming kunnen rechtvaardigen. Daarbij wordt meegewogen de hoogte van de huurachterstand en het geheel niet betalen sinds dagvaarding.

De privéomstandigheden komen voor rekening en risico van gedaagde en maken niet dat ontbinding niet gerechtvaardigd is. Daar doet niet aan af dat eiseres heeft verzuimd de huurachterstand bij Schuldhulpverlening te melden, ter vroegsignalering om huisuitzetting door schulden te voorkomen, als per 1 januari 2021 verplicht op grond van het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening. Het is niet aannemelijk dat vroegsignalering in dit geval het oplopen van de huurachterstand had kunnen voorkomen. Gedaagde heeft al lange tijd onvoldoende inkomen om de huur te betalen. Een gesprek met een schuldhulpverlener is ook vruchteloos gebleken.

Gedaagde stelt de huurachterstand op korte termijn te kunnen aanzuiveren. Zij verwacht een lening te kunnen krijgen in afwachting van de afwikkeling van een erfenis (voornoemde familiaire omstandigheden). Met die lening zal zij de huurachterstand geheel kunnen voldoen. Ook heeft eiseres ter zitting ingestemd met toewijzing van een voorwaardelijke ontbinding en ontruiming.

Eiseres heeft ontruiming binnen drie dagen gevorderd. Die termijn wordt te kort geacht, mede gezien de coronapandemie en huizencrisis. Aldus wordt de voorwaardelijke ontruiming op veertien dagen na betekening gesteld, als niet binnen één maand na heden de huurachterstand, rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten worden betaald.

Beslissing

De kantonrechter veroordeelt gedaagde tot betaling binnen een maand na heden. Gedaagde wordt voorwaardelijk veroordeeld tot ontruiming binnen veertien dagen na betekening als niet binnen een maand na heden wordt betaald.

Rechtbank Amsterdam 22 februari 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:742 (publicatiedatum: 4 maart 2022)

Dit bericht is eerder verschenen in Sdu OpMaat Huurrecht+.