Samenhangende Overeenkomsten: De Franchiseovereenkomst En De Leaseovereenkomst

Op 31 oktober 2017 heeft het Gerechtshof geoordeeld dat de opschorting van de betalingsverplichtingen door franchisenemer uit hoofde van de leaseovereenkomst niet is gerechtvaardigd. Er is, aldus het hof, onvoldoende feitelijk-economische samenhang tussen de leaseovereenkomst en de franchiseovereenkomst.

De casus

Het ging in deze zaak om het volgende. Dinami VOF exploiteert een sportschool. Verzekerd Fit Polis had een concept ontwikkeld waarbij in samenwerking met zorgverzekeraars er zogenaamde ‘bodychecks’ werden aangeboden aan potentiële leden van de sportscholen en daarnaast korting werd gegeven op sportschoolabonnementen. Dinami kon hieraan meedoen door het afsluiten van een franchiseovereenkomst. Een voorwaarde voor de deelname aan dit bodyscan project, was wel dat Dinami een cardioscan met toebehoren zou aanschaffen of leasen van partij Grenke. Dinami heeft daarom ook een leasecontract afgesloten met Grenke. Dinami moest hiervoor het leasebedrag van € 150 ex btw per maand aan Grenke betalen. In de franchiseovereenkomst is vervolgens afgesproken dat Verzekerd Fit Polis deze € 150,- maandelijks aan Dinami zou (terug)betalen.

Het bodyscan project wordt geen succes. De franchisegever – Verzekerd Fit Polis – schiet te kort in de nakoming van haar verplichtingen jegens de sportschool uit hoofde van de franchiseovereenkomst en betaalt de overeengekomen € 150,- niet aan Dinami. Dinami (en andere sportscholen met eenzelfde constructie) schort daarom haar betalingsverplichtingen jegens leasemaatschappij Grenke op.

De vraag die het gerechtshof heeft beantwoord, is of de franchiseovereenkomst tussen Verzekerd Fit Polis en Dinami enerzijds, en de leaseovereenkomst tussen Grenke en Dinami anderzijds, voldoende samenhangen dat tekortkomingen in de nakoming van de ene overeenkomst, meebrengt dat Dinami bevoegd was tot opschorting van haar verplichtingen uit hoofde van de andere overeenkomst. De kantonrechter heeft deze vraag ontkennend beantwoord. Dit oordeel wordt bevestigd door het gerechtshof.

Wanneer is er sprake van samenhangende overeenkomsten?

Het gerechtshof overweegt het volgende:

“Bij de beantwoording van de onderhavige vraag neemt het hof tot uitgangspunt de jurisprudentie van de Hoge Raad met betrekking tot de samenhang tussen een huurkoopovereenkomst en een financieringsovereenkomst waarbij de derde/financier zich heeft verbonden rechtstreeks aan de huurverkoper te betalen. Deze overeenkomsten kunnen, ook indien zij als afzonderlijke overeenkomsten moeten worden beschouwd, zozeer met elkaar zijn verbonden dat vernietiging of ontbinding van de huurkoopovereenkomst noodzakelijkerwijs tot gevolg heeft dat de financieringsovereenkomst evenmin in stand kan blijven. Aan de hand van uitleg van de rechtsverhouding in het licht van de omstandigheden moet worden vastgesteld of die verbondenheid in het gegeven geval moet worden aanvaard. Aangenomen moet worden dat ook een opschortingsrecht vanwege een tekortkoming van de leverancier tegen de financier kan worden ingeroepen ingeval een zodanige verbondenheid moet worden aanvaard (HR 23 januari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2555, HR 14 januari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4279). Bepalend is of er een zodanig nauwe feitelijk-economische samenhang bestaat tussen de huurkoopovereenkomst en de financieringsovereenkomst, dat de tekortkoming in de huurkoopovereenkomst naar redelijkheid en billijkheid de door de lessee gevorderde ontbinding van de financieringsovereenkomst rechtvaardigt, ook al is de ontbinding van de huurkoopovereenkomst niet uitdrukkelijk mede gevorderd (HR 20 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU3162).”

Criteria samenhangende overeenkomsten

Uitgangspunt is, dat er sprake moet zijn van ‘een zodanig nauwe feitelijke-economische samenhang tussen de overeenkomsten, dat een tekortkoming in de ene overeenkomst ontbinding van de andere overeenkomst rechtvaardigt.’ In deze casus oordeelt het gerechtshof dat er geen nauwe feitelijke-economische samenhang bestaat tussen de overeenkomsten. Het gerechtshof overweegt hierbij dat Grenke niets te maken had met het bodyscan project. De leaseovereenkomst staat, aldus het gerechtshof, in de omstandigheden van dit geval, daarvoor in een te ver verwijderd verband met de franchiseovereenkomst, hetgeen Dinami als professionele marktpartij redelijkerwijs heeft dienen te begrijpen.

Dinami was dus niet bevoegd haar betalingsverplichtingen op te schorten vanwege het uitblijven van de betaling van de maandelijkse vergoeding door Verzekerd Fit Polis, en Dinami dient deze bedragen alsnog aan Grenke te betalen.

Heeft u een vragen over opschortingsrechten en onderlinge verbanden tussen diverse overeenkomsten? Neem gerust contact op met een van onze gespecialiseerde advocaten op het gebied van het contractenrecht via 079-3203366 of via info@bosvanderburg.nl.